Net als van graskuil, is ook de vertering van snijmais niet elk jaar en bij elke silage gelijk. Er zijn meerdere zaken die invloed hebben op de verteringssnelheid van maiszetmeel.
De koe helpen bij verteren maiszetmeel
Uit onderzoek blijkt dat snijmais tijdens het inkuilproces steeds onbestendiger wordt. De hoeveelheid die in de darm verteert, wordt steeds minder en er fermenteert steeds meer in de pens. Deze verschuiving is bij hele droge snijmais van rond 40 procent drogestof hoger dan bij vochtiger ingekuilde mais. Droge mais bevat doorgaans een hoger percentage bestendig zetmeel. Bij droge snijmais kan de bestendigheid daardoor wel terug lopen van 37 procent bestendig zetmeel tot 17 procent na 11 maanden inkuilproces. Bij een grotere zetmeelafbraak in de pens, is er een verhoogde kans op melkzuurvorming en pensverzuring. Zeer droge snijmais van boven de 42 procent dat ook weinig fermentatiezuren bevat, lijkt in de praktijk minder snel zijn bestendigheid te verliezen.
Vochtiger maissilage’s of silage’s met veel fermentatiezuren als melkzuur en azijnzuur, bevatten procentueel al minder bestendig zetmeel, maar dalen ook sneller qua bestendigheid. Een trend is dat de hoeveelheid melkzuur in snijmaiskuilen stijgt. Uit gemiddelden van Eurofins blijkt dat de hoeveelheid melkzuur in snijmaissilage de laatste 5 jaar met bijna 20 procent is gestegen.
Een verklaring hiervoor moet vooral gezocht worden in een toenemend gebruik van een toevoegmiddel voor de conservering van snijmais. Deze middelen bevatten meestal melkzuurbacteriën om de pH snel te verlagen. Voor het inkuilproces is dat heel goed, voor de koe betekent dit dat er al melkzuur met de snijmais mee in de pens komt en dat het maiszetmeel sneller vrij komt. Melkzuur is een van de zuurste zuren in de pens wat, in combinatie met snel veel afbreekbaar zetmeel, de pH in de pens snel kan verlagen.
Zetmeelmoleculen in snijmais worden omkapseld door een eiwitmatrix. Een laag ruweiwitgehalte in snijmais maakt het zetmeel sneller afbreekbaar, omdat er dan een dunnere eiwitfilm om het zetmeel zit. De ammoniakfractie van snijmais is ook een indicatie voor eiwitafbraak in het fermentatieproces. De combinatie laag ruweiwit (minder dan 75) en een hogere ammoniakfractie (meer dan 6) kunnen er dus ook voor zorgen dat het zetmeel sneller verteert dan er op basis van het drogestofgehalte verwacht mag worden.
Daarnaast komt er soms ethanolvorming voor in de maissilage, ook hierdoor wordt de eiwitmatrix sneller opgelost en komt het zetmeel eerder vrij, wat dan gemakkelijk kan leiden tot pensverzuring en dikke darmverzuring. Bij een verwacht drogestofgehalte van de snijmaïs van 30 procent of lager is de kans op vorming van alcohol/ethanol door gisting erg groot. Echter ook bij (te) hoge drogestofgehalte’s komt ethanolvorming voor.
Bij hele droge mais zien we dat vaak veel later in het inkuilproces. We vergeten nog wel eens dat mais van 40 procent drogestof, nog altijd 60 procent vocht bevat. Dit vocht komt gedurende het inkuilproces heel langzaam vrij en zakt naar beneden. Het bovenste deel van de mais wordt daardoor droger en onderin ontstaat meer vocht. Op de grens van nat en droog vindt er vaak gisting plaats met ethanolvorming als gevolg. Deze mais heeft dan een typische geur.
Indien er vrij snel na het inkuilen van bestendige snijmais gevoerd moet worden en het rantsoen bevat meer dan 200 gram zetmeel per kilo drogestof, kan het raadzaam zijn de koe te helpen met de zetmeelvertering. Dat kan met Optipartum, een amylaseproduct wat de zetmeelvertering ondersteund.
Later in het voerseizoen wordt het voorkomen van pensverzuring belangrijker en verdient buffering en een stabielere fermentatie meer aandacht. Diamond V is dan een product dat hierbij kan helpen. Ondervindt u problemen of twijfelt u aan een goede benutting, neem dan contact met ons op.