Op de uitslag van de melkcontrole en het tankmelk onderzoek wordt het lactosegehalte vermeld. Lactose, oftewel melksuiker, wordt niet meer door elke melkfabriek uitbetaald, maar wat kunnen we met deze data?
Een normaal tankmelkgehalte ligt rond de 4,60 procent lactose. De waarde schommelt meestal tussen 4,40 en 4,70. Onder normale omstandigheden moet het lactose gehalte in de melk constant zijn.
De efficiëntie van lactose voor productie is afhankelijk van het lactatiestadium en het aanbod (hoeveelheid). Aan het begin van de lactatie is het lactose gehalte in de melk van een koe doorgaans wat hoger dan aan het eind. Daarnaast hebben vaarzen meestal een hoger lactosegehalte in de melk dan oudere koeien.
De hoeveelheid lactose bepaalt de melkproductie. Zowel voeding op pensniveau als op darmniveau hebben invloed op het lactosegehalte. Op pensniveau wordt glucose gevormd uit propionzuur en onbestendig zetmeel. Propionzuur dat in de pens o.a. vrij komt bij de afbraak van zetmeel, gaat via de penswand en het bloed naar de lever. De glucose wordt vervolgens in het uier omgezet in lactose. Op darmniveau wordt bestendig zetmeel afgebroken naar glucose, dit wordt voor een gedeelte in het uier omgezet naar lactose.
Lactosegehalte in melk verlaagd
Een tekort aan bestendig zetmeel in het rantsoen kan een verlaagd lactose gehalte geven. Vooral door minder glucoseproductie op darmniveau.
Een hoog celwandgehalte (ruwe celstof) in rantsoenen geeft ook een lager lactosegehalte. Als de pens fermentatie te traag is, daalt de productie van propionzuur, daardoor daalt de lactose productie met als gevolg een dalende melkproductie.
Een belangrijke oorzaak van een laag lactosegehalte zijn, ontstekingen. Een ontsteking in uier, baarmoeder of klauw, zorgt ervoor dat het afweersysteem aan gaat. Het afweersysteem van koeien is een grote energieverslinder, waardoor er minder glucose en lactose beschikbaar is voor melkproductie.
Bij een hoog celgetal door uierontsteking, komen er zouten vrij in de melk, dit verlaagd de lactosegehalte in de melk.
Lactosegehalte stimuleren
Een hoog suiker en zetmeelgehalte (glucogene energie) in rantsoenen geeft een verhoogd lactosegehalte, mits er geen pensverzuring optreedt.
Voor de vorming van lactose in melk, maar ook voor de vorming van melkvet, is veel energie nodig. Daarom wordt de som van melkvet en het lactose percentage ook wel eens als maatstaf gebruikt voor de energievoorziening. Een vuistregel die hiervoor gebruikt wordt is, dat het percentage vet en lactose opgeteld tussen de 9.0 en 9.2 moet zijn.
Hoog productieve koeien hebben een hoge behoefte aan glucose. Een ruime krachtvoer / ruwvoer- verhouding geeft een hoger lactose gehalte in de melk dan krachtvoer- arme rantsoenen.
Een goede voeropname is positief voor het lactosegehalte. Voor een goede opname is goed verteerbaar en smakelijk voer nodig. Een hoge VEM- opname werkt positief door in het lactose gehalte. Elke 1000 VEM meer of minder opname geeft een lactose verhoging of verlaging van 0,02%. Dit geldt eveneens voor elke kg drogestof opname meer of minder.
Vooral bij te natte melkzuurrijke kuilen, valt het vaak niet mee om voldoende drogestof in een koe te krijgen. Daarnaast kan een koe kan alleen de energie uit melkzuur benutten als het eerst wordt omgezet in propionzuur. Melkzuur kan de penswand namelijk moeilijk passeren. In een product als Diamond V stimuleert de pensbacteriën, zoals de lactaatgebruikers. Deze ondersteunen het omzetten van melkzuur naar propionzuur. Doordat dit proces sneller en beter verloopt, beschikt een koe eerder over de energie uit melkzuur en wordt de kans op pensverzuring kleiner.