De periode rond het afkalven, waarin de koe verandert van een droge naar een lacterende koe, is best een ingewikkelde periode voor een koe. Naast het aanpassen aan nieuwe huisvesting en het integreren in een nieuwe sociale groep, verandert niet alleen haar rantsoen maar ook haar hele fysiologie.
Tijdens de close-up periode, ongeveer drie weken vóór de geschatte afkalfdatum, heeft een melkkoe een dagelijkse drogestofopname van ongeveer 10-14 kg. Het rantsoen bevat een lage energie-inhoud om haar lichaamsconditie onder controle te houden en om complicaties tijdens het afkalven en om negatieve gevolgen voor de gezondheid na de geboorte te voorkomen.
Een negatieve energiebalans wordt gekenmerkt door verlies van melkproductie en gewicht, wat uiteindelijk de vruchtbaarheid negatief kan beïnvloeden. Om energie te mobiliseren, gebruikt een koe haar vetweefsel. Hierdoor stijgen de waarden van de bloedspiegels van niet-veresterde vetzuren (NEFA) en ketonlichamen als ß-hydroxyboterzuur (BHBZ). Hoge bloedconcentraties van BHBZ worden in verband gebracht met een verhoogd risico op stofwisselingsstoornissen zoals subklinische ketose en infectieziekten.
Vanaf de dag van afkalven begint de verse periode, die ongeveer drie tot vijf weken duurt, waarbij de beoogde drogestof opname toeneemt tot ongeveer 22-26 kg/dag, afhankelijk van het productieniveau en de samenstelling van het voer. In deze periode is een rantsoen met een hoger energieniveau nodig, om de impact van de negatieve energiebalans te beperken. Als de voer en de energie- inname geen gelijke tred houden met de toename van de melkproductie en de daaruit voortvloeiende energievraag, ontstaan de zogenaamde transitieproblemen.
Een koe kan in deze periode enorm worden ondersteund door het voeren van pensbestendige suikers in de vorm van LipoAktiv Glu 60. Hiermee wordt niet alleen de melkproductie hoger, maar het ondersteunt ook het immuunsysteem en de vruchtbaarheid. Hieronder is grafisch weergegeven de uitslagen van meerdere proeven, die met LipoAktiv Glu 60 zijn gedaan.